DE ONDERZOEKER
Vanaf een open plek in het dichte dennenbos klinkt het geluid van metaal op metaal. Een lange man van zo‘n vijftig jaar staat een dunne, meterslange ijzeren buis in de vochtige bodem. De buis heeft aan de onderkant een spitse punt. Als er nog maar een paar centimeter boven de grond uitsteekt, schroeft hij een nieuwe buis aan het uiteinde vast.
Hydrogeoloog Bernt Olav Hilmo tilt een zware machine op die even groot is als een kleine buitenboordmotor, plaatst hem over de ijzeren buis en bevestigt hem aan het uiteinde. Hij zet hem aan door hard aan een koord te trekken. Al snel klinkt er een zwak motorgeluid door het bos. De trillende machine slaat de buis de grond in. Na een meter tilt hij de machine op, bevestigt een nieuwe buis aan het uiteinde, zet de machine weer op de buis en boort verder. ”Nu zitten we op zeven meter diepte, hier zit grind” zegt hij. ”Je kunt het horen als ik de buis draai, het grind knarst tegen het metaal.
Het grondwater begint op ongeveer drie meter diepte. Om het juiste, schoonste water te vinden, waar bijna geen mineralen in zitten en met de laagste pH-waarde, moet je verder naar beneden. IJzer en mangaan willen we bijvoorbeeld niet hebben. Het is niet gevaarlijk, maar het geeft een bepaalde smaak aan het water en het zorgt voor afzettingen in de fles. Als je dieper boort heeft het water langer door de aardlagen gereisd en is het door de sedimenten gefilterd, daardoor is het schoner.” Na ongeveer een half uur werken heeft hij zeventien meter de grond in geboord. In een boomtop neemt het gehamer van een specht het over van het boorgeluid.
”Ik werk al bijna 30 jaar met water”, vertelt Hilmo. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd. ”Na zo‘n lange tijd krijg je gevoel voor de steen- en zandlagen die je doorboort. Natuurlijk bekijk je eerst de kaart van de bodem, die we van de georadar krijgen. Maar na een tijdje leer je ook de grond en de samenstelling ervan te lezen. Dan gaat het om hoeveel tijd het boren kost, het geluid als je een nieuwe buis bevestigt, de weerstand die je voelt. Zo meteen ga ik de buizen weer naar boven halen. Dan hoor ik aan het geluid en voel ik aan mijn handen; hier zit grind, hier zit aarde, hier zit steen, hier zit zand, enzovoort.”
De hydrogeoloog zoekt een oranje krik op. Hij bevestigt het uiteinde om de buis. Hij leunt op de stang, drukt hem met zijn hele bovenlichaam naar beneden en trekt hem weer naar boven. En dan weer opnieuw. Geen machines die meehelpen, pure spierkracht. ”Een van de vele positieve dingen aan de Snåsa-bron is hoe ongerept de natuur hier is”, zegt hij, ”hoe weinig vervuild. Als je die richting op gaat.” Hij wijst naar een heuvelrug.”Dan kun je dagenlang blijven lopen zonder mensen of gebouwen tegen te komen. Hetzelfde geldt in die richting daar. Dat betekent dat de kans minimaal is dat het water met vervuiling in aanraking komt.
Tegelijkertijd is het niet zo ver naar de E6, de belangrijkste transportroute van Noorwegen, zodat er minimaal in de natuur wordt ingegrepen om het water naar boven te halen en te transporteren. Het is niet nodig om lange wegen aan te leggen om in het bos te komen, of installaties in ongerepte bergen uit te houwen. Als we maar diep genoeg boren, stroomt het water naar boven. De leiding tussen de bron en de bottelarij is maar 400 meter lang. Dat is bijna niets, als je het water uit Snåsa met dat van andere waterproducenten vergelijkt.” Hij blijft werken. Een voor een worden de buizen uit de grond getrokken. Ademwolkjes van de kou uit zijn mond, het zweet dampt van zijn bovenlichaam. Je hoort tjilpende vogels en het geluid van metaal dat door grind en steen naar boven wordt gehaald.
Al snel bevindt de laatste buis zich weer aan de oppervlakte, die met de scherpe punt. Hij rolt op zijn plek bij de andere buizen, die roodbruin in het gras en de vochtige heide liggen. Ze schitteren bijna in de herfstzon. Dan wordt een rubberen slang de grond in gebracht en een aggregaat aangezet en spuit er water, schoon helder water, de lucht in. Er is een zwakke regenboog zichtbaar in de waterstraal. Hilmo leunt voorover en neemt een slok. Veegt zijn mond af met zijn grote vuist. Stilt zijn dorst na het harde werken.